Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Haar vorsten zijn brullende leeuwen in het midden van haar; haar rechters zijn [7]avondwolven, [8]die de beenderen niet breken [9]tot aan den morgen. 7. Die des avonds romdom sluipen, te weten, om op de schapen te loeren; zie Hab.1:8. Men kan ook door avond verstaan den nacht, gelijk hfdst.2 vs.7. 8. Maar terstond hunne prooi met vlees en beenderen opvreten, nietmetal, ja zelf de beenderen niet overlatende tot des anderen daags 's morgens. Hebr. die niet ontbenen tot 's morgens. Zie Num.24:8, en verg. Jer.5:6. 9. Of, op den morgen, of tot op den morgen.